Een object in 3D verplaatsen

U kunt de positie van een object in drie dimensies wijzigen met het gereedschap 3D-objecten vertalen  op de werkbalk aan de linkerkant. Selecteer het element en sleep het naar de nieuwe locatie in de 3D-ruimte.

Het object langs één as verplaatsen: Sleep een van de gekleurde transformatiepijlen.

Het object alleen langs de z-as verplaatsen: Houd Ctrl (Windows) of ⌘ (Mac) ingedrukt tijdens het slepen.

Het object terugzetten naar de oorspronkelijke positie: Open het deelvenster Eigenschappen. Selecteer onder Transformatie, rotatie en schaal de optie Absoluut en stel de transformatiewaarden voor X, Y en Z (de eerste rij) in op 0.

Lokaal en globaal transformeren

In de lokale transformatiemodus wordt het 3D-kompas uitgelijnd met het object zodat het lijkt alsof de pijlen scheeftrekken als het object wordt gedraaid. In de globale transformatiemodus blijft het 3D-kompas uitgelijnd met het werkvlak.

De transformatiemodus kiezen: Selecteer Lokaal vertalen  of Globaal vertalen  op de balk met gereedschapsopties bovenaan.

Tijdelijk overschakelen naar de globale transformatiemodus: Druk op Alt (Windows) of Option (Mac).

Delta- en absolute waarden

U kunt de 3D-positie van een object wijzigen door middel van absolute of relatieve waarden. Deltawaarden staan in verhouding tot de huidige positie van het object, terwijl absolute waarden in verhouding tot het werkvlak staan.

Als Delta is geselecteerd, worden alle eigenschappen bij Transformatie, rotatie en schaal weergegeven als 0. Wanneer u een nieuwe deltawaarde opgeeft, wordt het object met die waarde verschoven. Vervolgens wordt de waarde weer teruggezet op nul. Als u meer wijzigingen aanbrengt, worden ze toegepast op de nieuwe positie van het object.