De component 3D-modelviewer en de 3D-editor

Naam

De naam van de component 3D-modelviewer.

Het GLB-bronbestand voor het 3D-item. Het itembestand mag niet groter zijn dan 3 MB.

Zie de handleiding voor 3D-items voor aanvullende richtlijnen en gebruik de Khronos glTF Validator om te controleren of uw GLB-bestand geldig is.

Icoon van cue voor gebaar

De afbeelding die wordt weergegeven over het 3D-model om de gebruiker te vragen een actie uit te voeren met het model. De cue voor gebaar beweegt enigszins om de aandacht van de gebruiker te trekken tot de animatielimiet is bereikt. De cue verdwijnt zodra de gebruiker een actie uitvoert met het model. Kan worden gebonden aan dynamische gegevens.

Tekst voor cue van gebaar

De tekst die wordt weergegeven onder het icoon voor de cue voor gebaar. Dit is alleen van toepassing als een icoon voor de cue voor gebaar is opgegeven. Kan worden gebonden aan dynamische gegevens.

Animatielimiet instellen

Vink dit selectievakje aan en stel een duur in seconden in om te beperken hoelang de animatie voor de cue voor gebaar duurt. Kan worden gebonden aan dynamische gegevens.

Het GLB-bronbestand voor het 3D-model.

Dit veld is alleen-lezen. Als u het bronbestand wilt wijzigen, sluit u het dialoogvenster van de 3D-editor en bewerkt u de eigenschap Bron in het deelvenster Eigenschappen.

Details

Grootte: De grootte van het bronbestand.

Materialen

U kunt één materiaal tegelijk configureren.

• Geselecteerd: Alle materialen die in het 3D-model worden gebruik, worden in dit dropdownmenu vermeld. Selecteer het materiaal dat u wilt bekijken of bewerken.

Basiskleur

De beginkleur en -textuur die voor het huidige materiaal moet worden gebruikt.

Metallic/ruwheid

De eigenschappen Metallic en Ruwheid bepalen hoe licht van het materiaal af reflecteert.

• Textuur: Selecteer een textuur om aan te geven welke delen van het materiaal metallic zijn.
• Metallic: Geef een waarde op tussen 0 en 1 om aan te geven hoe metallic het materiaal moet zijn. Meer metallic materialen reflecteren meer van de omgeving.
• Ruwheid: Geef een waarde op tussen 0 en 1 om aan te geven hoe ruw het materiaal moet zijn. Dit heeft invloed op de scherpte van reflecties. 0 is volledig reflecterend en 1 is volledig mat.

Gewone kaart

Selecteer een textuur om oneffenheden en oppervlakdetails aan het materiaal toe te voegen.

Stralend

Selecteer een kleur en een textuur om de glans van het materiaal weer te geven.

Occlusie

Selecteer een textuur om schaduwen door omgevingslicht weer te geven.

Extra opties instellen voor het materiaal:

• Dubbelzijdig: Vink dit selectievakje aan om dit materiaal dubbelzijdig te maken.
• Alfavermenging: Selecteer hoe de alfawaarden (transparantie) van texturen moeten worden verwerkt:
  • Ondoorzichtig: Alfawaarden worden genegeerd en de textuur is altijd volledig ondoorzichtig.
  • Vermenging: Alfawaarden tussen 0 en 1 zijn transparant.
  • Masker: Elk deel van de textuur is volledig ondoorzichtig of volledig transparant, afhankelijk van hoe de alfawaarde zich verhoudt tot de opgegeven Alfagrenswaarde. Alfawaarden die hoger zijn dan de grenswaarde worden verwerkt als ondoorzichtig.

Afbeelding: Selecteer een afbeelding of een omgeving (een HDR-bestand) die u als achtergrond wilt gebruiken. Kan worden gebonden aan dynamische gegevens.

Omgevingslicht (HDR)

U kunt op afbeeldingen gebaseerde belichting gebruiken voor gedetailleerde belichting die gebaseerd is op een omgeving in de echte wereld.

• Afbeelding: Selecteer een sferische afbeelding in HDR-indeling die u wilt gebruiken. Kan worden gebonden aan dynamische gegevens.
• Belichting: Het belichtingsniveau.
• Intensiteit van schaduwen: De ondoorzichtigheid van schaduwen.
• Zachtheid van schaduwen: De wazigheid van schaduwen.

Animaties

Als het GLB-bronbestand animaties bevat, kunt u een animatie instellen die u automatisch wilt laten afspelen. De 3D-editor biedt momenteel geen ondersteuning voor het maken van animaties.

• Standaard: Selecteer een bestaande animatie die u als standaard wilt gebruiken.
• Automatisch afspelen: Vink dit selectievakje aan om de standaardanimatie af te spelen als de component wordt geladen.
• Animatielimiet instellen: Vink dit selectievakje aan en geef het aantal seconden op dat de animatie moet worden afgespeeld voordat de game automatisch wordt onderbroken.

Eerste cameraweergave

Met de eerste cameraweergave bepaalt u welke camera-instellingen moeten worden gebruikt als de component wordt geladen. Limieten voor camerarotatie en camerazoom die hieronder worden ingesteld, worden afgedwongen.

• Gieren: Hoeveel de camera rond een verticale as wordt gedraaid, in graden.
• Stampen: Hoeveel de camera rond een horizontale as wordt gedraaid, in graden.
• Zoomen: Hoe dichtbij de camera het model in beeld heeft.
• Huidige gebruiken als eerste: Klik op deze knop als u de cameraweergave heeft aangepast in het voorbeeld van de 3D-editor en de huidige cameraweergave als eerste cameraweergave wilt gebruiken.

Draaipunt

Het draaipunt is het punt in de 3D-ruimte waaromheen de camera draait. Standaard is dit ingesteld op het midden van het 3D-model.

• X: De x-positie van het draaipunt.
• Y: De y-positie van het draaipunt.
• Z: De z-positie van het draaipunt.
• Resetten: De standaard coördinaten van het draaipunt herstellen.

Gezichtsveld

Het verticale gezichtsveld van de camera.

• Hoek: Een hoek tussen 1° en 179°.

Als u wilt beperken hoe ver gebruikers het model kunnen draaien, vinkt u het selectievakje Gieren of Stampen aan en stelt u de minimale en maximale hoeken in.

• Gieren (zijwaarts): Hoeveel de camera kan draaien rond een verticale as.
• Stampen (omhoog en omlaag): Hoeveel de camera rond een horizontale as kan draaien.

Limieten voor camerazoom

• Type: Selecteer of u beperkingen voor de zoomfunctie van de gebruiker wilt toestaan:
  • Onbeperkte camera-afstand: Geen beperkingen. Dit is de standaardselectie.
  • Beperkte camera-afstand: Stel een minimum en maximum afstandsbereik in. Het zoomniveau Min moet zijn ingesteld op een lagere waarde dan het zoomniveau Max.
  • Vaste camera-afstand: De gebruiker kan het zoomniveau niet wijzigen. Het zoomniveau Min en het zoomniveau Max moeten zijn ingesteld op dezelfde waarde.

Hotspots

Hotspots zijn punten in het 3D-model waarmee gebruikers interactie kunnen hebben. U kunt infokaarten weergeven of gebeurtenissen instellen als reactie op hotspots waarop wordt geklikt.

• Hotspot toevoegen: Maak een nieuwe hotspot. Nadat u deze knop heeft geselecteerd, klikt u op het punt in het 3D-model waar u de hotspot wilt instellen. U kunt de hotspot aanpassen in de volgende velden.
• Naam: De naam van de hotspot. Klik op het icoon Verwijderen naast de naam van een hotspot om de hotspot te verwijderen.
• Infokaart: Hiermee bepaalt u of een klik op de hotspot een infokaart activeert:
  • Geen: Er wordt geen infokaart geactiveerd.
  • Infokaart: Er wordt een infokaart geactiveerd.
• Titel: De titel die u op de infokaart ziet. Kan worden gebonden aan dynamische gegevens.
• Beschrijving: De tekst die u op de infokaart ziet. Kan worden gebonden aan dynamische gegevens.

Afbeelding

U kunt het uiterlijk van hotspots aanpassen door afbeeldingen op te geven voor verschillende staten. Alle hotspots maken gebruik van dezelfde reeks afbeeldingen.

• Omhoog: De standaardafbeelding die wordt gebruikt wanneer de gebruiker geen interactie heeft met de hotspot.
• Omlaag: De afbeelding die wordt gebruikt wanneer de gebruiker op een hotspot klikt.
• Bij mouseover: De afbeelding die wordt gebruikt als de muisaanwijzer van de gebruiker op een hotspot wordt geplaatst.
• Formaat: De breedte en hoogte van een hotspot.

Stijlen voor infokaarten

U kunt de weergave van de infokaart aanpassen door de kleuren in te stellen.

• Tekenkleur: De kleur van de titel en tekst van de infokaart.
• Achtergrondkleur: De kleur van de achtergrond van de infokaart.
• Randkleur: De kleur van de rand van de infokaart.