Google Analytics 4-tags hebben verschillende instellingsopties die van invloed kunnen zijn op de sessie- en gebruikersidentiteit. Als ze niet correct zijn ingesteld, kunnen verkeersbronnen niet worden herkend of gecategoriseerd en kunnen er andere problemen in rapporten optreden. Deze problemen leiden tot niet-toegewezen rijen in kanaalgroepen in rapporten, (niet ingesteld)-waarden en een onverwacht groot deel van het verkeer dat wordt gecategoriseerd als direct.
In Google Analytics 4-rapporten verschijnt de rij Niet-toegewezen als Analytics de bron van het verkeer niet kan categoriseren. Analytics categoriseert verkeersbronnen in kanalen op basis van vaste regels. Het kanaal Organische zoekresultaten bevat bijvoorbeeld verkeer van alle zoekmachines. Kanalen zijn ingedeeld in kanaalgroepen. Als u de standaard kanaalgroepen gebruikt, kunt u de specifieke logica die verkeer categoriseert controleren in de definities van standaardkanalen. U kunt kanaalgroepen bekijken op gebruikers-, sessie- of gebeurtenisniveau.
Als een verkeersbron niet overeenkomt met de definitie van een van de kanalen in een kanaalgroep die u in een rapport bekijkt, staat deze vermeld als niet-toegewezen. Er is misschien geen vooraf gedefinieerde regel om een verkeersbron te categoriseren als uw verkeer komt van een door de gebruiker gedefinieerde bron of medium, of als er informatie over de sessie of gebruikersidentiteit ontbreekt.
Best practices voor de volgorde van tagcodes
Gebruik deze best practices voor de volgorde van tagcodes:
| Tagtype | Instructies | Praktische tips |
|---|---|---|
|
Google-tag |
Initialiseer de Google-tag voordat u een gebeurtenismethode aanroept, waaronder door doelgroepen geactiveerde gebeurtenissen. |
|
|
Google Tag Manager |
Gebruik de 4 stappen om GTM in te stellen. |
|
|
Taggen vanaf de server |
Sla deze specifieke taginstellingen niet over. U mag niet zowel een implementatie aan de serverzijde als een zelfstandige implementatie aan de clientzijde op dezelfde pagina onderhouden voor dezelfde GA4-property. Als u sGTM gebruikt, zorgt u dat al uw actieve tags zijn ingesteld om gebeurtenissen te sturen via de container aan de serverzijde. |
Als u de aanbevolen volgorde voor gebeurtenissen niet kunt gebruiken, moet u deze 2 aanbevelingen nog steeds volgen. Als u dat niet doet, kunt u problemen verwachten met de rapportage.
- Voer alle relevante instellingen voor de pagina zo vroeg mogelijk in de pagina in als onderdeel van de
config-opdracht (voor de Google-tag) of de Google-taginstellingen (voor Google Tag Manager) en vóór gebeurtenissen. - Aangepaste gebeurtenissen mogen niet worden geactiveerd vóór de
config-opdracht, anders worden ze in een batch geplaatst met de gebeurtenissession_start. Deconfig-opdracht kan van invloed zijn op de gebruikers- en sessie-identiteit voor de rest van de pagina. Dit betekent dat de paginaweergave en latere gebeurtenissen niet kunnen worden gekoppeld aan de eerdere sessiestart- en aangepaste gebeurtenis.
Wat gebeurt er als mijn gebeurtenissen niet in de juiste volgorde staan?
Als GA4-tags op onverwachte momenten worden ingesteld, bijvoorbeeld als de config-opdracht of Google-tag wordt geactiveerd na andere gebeurtenissen op de pagina, kan dit van invloed zijn op de gebruikers-ID, de sessie-ID of beide. Dit kan leiden tot:
- Gegevens die worden getoond als (niet ingesteld) in Analytics
- Onjuist aantal gebruikers en sessies
- Statistieken op gebruikers- en sessieniveau die niet correct worden berekend
- Onjuiste meting van gebruikers en sessies
Waardoor kan het verkeerd gaan met de volgorde van gebeurtenissen?
Veelvoorkomende oorzaken van onverwachte timing zijn:
| Functie | Oorzaak | Resultaat | Praktische tips |
|---|---|---|---|
|
Taggen vanaf de server Door de server beheerde instelling (door de server beheerde client-ID) Door de klant beheerde instellingen |
Vink het selectievakje voor 'Taggen vanaf de server' aan voor de instelling Door de server beheerd. Deze instelling staat standaard aan. Als GA4-gebeurtenissen worden verwerkt via een servertag, hebben gebruikers verschillende opties om een andere gebruikersidentiteit te gebruiken dan de client-ID die door de webtag wordt gebruikt. |
Als u 'Door de server beheerd' instelt in het bovenste dropdownmenu, wordt er een afzonderlijke client-ID beheerd door taggen vanaf de server en wordt deze gebruikt voor de metingen die worden verwerkt. U kunt ook verschillende opties instellen voor hoe die cookie wordt geschreven en een optie voor een migratie in de loop van de tijd voor klanten die bestaand GA-direct verkeer hebben en geen abrupte onderbreking in doelgroepen en rapporten willen doordat de ID's van al hun bezoekers op één moment ineens worden gewijzigd. |
Zorg dat alle metingen voor uw stream via uw servertag lopen en er niets rechtstreeks naar de Google-servers wordt gestuurd als u deze optie gebruikt. De makkelijkste manier om dat te doen, is zorgen dat de Google Tag Manager- of config-opdracht (Google-tag) voor de webtag die gegevens naar uw servercontainer stuurt, altijd de 1e tag of opdracht voor die container is. |
|
Cookienaam aanpassen |
Hiermee wordt de naam gewijzigd van de first-party cookie die wordt gebruikt voor zowel de client-ID als de sessiestatus. |
Gebruikers kunnen niet worden gekoppeld aan verschillende sessies en gebeurtenissen kunnen niet worden opgenomen in sessies. Gebeurtenisstatistieken worden getoond als (niet ingesteld) als ze worden geanalyseerd met sessie- of gebruikersdimensies. |
Gebruik één consistent cookievoorvoegsel op uw site. We raden u aan het cookievoorvoegsel in Analytics te gebruiken om een aangepaste cookienaam te maken, niet om meerdere silo's met cookies te maken. Dat gebeurt als u verschillende of inconsistente voorvoegsels gebruikt. |
|
Automatische cross-domein linker |
Deze instelling geeft de tag de opdracht om client- en sessiegegevens van de vorige pagina te verwerken en te gebruiken, indien beschikbaar. Als de gekoppelde gegevens worden overgenomen, gaat de tag ervanuit dat de sessie al is gestart op de vorige pagina. |
Als de linker laat wordt geïnitialiseerd en via een late config-opdracht een gebruiker met meerdere domeinen vindt, verandert de gebruikersidentiteit op dat moment plotseling. Late config-opdrachten leiden minimaal tot korte sessies die niet worden opgeslagen als de parameterwaarden van de linker worden overgenomen. Sessie- of gebruikerskenmerken die op dat moment al zijn verstuurd, kunnen niet meer worden gekoppeld aan de echte sessie of gebruiker. |
Pas de client- of sessie-ID niet aan, omdat dit leidt tot onjuiste aannamen in zowel tags als verwerking over hoe sessies worden gestructureerd en ook kan leiden tot problemen. |
|
Handmatige cross-domain linker |
De GA4-tag bevat API's om zowel client- als sessie-ID's op te halen en in te stellen, zodat klanten cross-domein metingen handmatig kunnen implementeren. Als u |
In gebeurtenissen die zijn ontkoppeld van hun oorspronkelijke client- en sessie-ID's, kan belangrijke informatie ontbreken en ze kunnen onverwachte attributieproblemen veroorzaken. |
Gebruik Gebruik deze API's niet om aangepaste client- of sessie-ID's aan te passen of in te voeren. Stel deze ID's alleen handmatig in als handmatige instelling voor meerdere domeinen nodig is. |
1linker is de parameter van geautomatiseerde cross-domein koppeling. U kunt de client-ID en sessie-ID handmatig instellen als geautomatiseerde cross-domein koppelingen niet werken voor uw website. Pas deze waarden nooit aan. GA4 verwacht waarden met een bepaalde indeling. Onverwachte waarden kunnen leiden tot fouten. Meer informatie over de linker-parameter.