Deze functie wordt ondersteund in de volgende versies: Frontline Standard en Frontline Plus, Business Plus, Enterprise Standard en Enterprise Plus, Education Fundamentals, Education Standard en Education Plus, Enterprise Essentials Plus. Versies vergelijken
U beheert uw LDAP-clients op de pagina LDAP in de Google-beheerdersconsole. U kunt bijvoorbeeld de lijst met LDAP-clients bekijken, de service in- of uitschakelen voor afzonderlijke clients en nieuwe LDAP-clients toevoegen.
Bekijk de gedeelten hieronder voor meer informatie en instructies.
De lijst met LDAP-clients bekijken
Ga als volgt te werk om de lijst met LDAP-clients te bekijken:
- Log in bij de Google-beheerdersconsole via admin.google.com.
Log in met uw beheerdersaccount, niet met uw persoonlijke Gmail-account. - Ga naar Apps > LDAP.
De servicestatus in- of uitschakelen
Nadat u de LDAP-client heeft toegevoegd en de LDAP-client heeft gekoppeld aan de Secure LDAP-service, moet u de servicestatus op Ingeschakeld zetten. Als u de LDAP-client later weer wilt uitschakelen, kunt u de servicestatus op dezelfde pagina op Uitgeschakeld zetten.
Ga als volgt te werk om de servicestatus in of uit te schakelen:
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op de kaart Servicestatus.
- Klik op Ingeschakeld of Uitgeschakeld.
- Klik op OPSLAAN.
Belangrijk:
- Als u denkt dat er een beveiligingsprobleem is met een LDAP-client (bijvoorbeeld als certificaten of gegevens zijn gecompromitteerd) en u de servicestatus op Uitgeschakeld zet, wordt de client niet onmiddellijk uitgeschakeld. Het kan 24 uur duren voordat de client is uitgeschakeld. Als u de client onmiddellijk wilt uitschakelen, moet u alle certificaten verwijderen die aan de client zijn gekoppeld. Zie Certificaten verwijderen voor instructies.
- Als u de client later weer wilt inschakelen, moet u nieuwe certificaten genereren en de certificaten uploaden naar uw LDAP-client.
Toegangsrechten bewerken
U kunt de toegangsrechten bewerken van clients die u aan de Secure LDAP-service heeft toegevoegd.
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op de kaart Toegangsrechten.
De instellingen voor toegangsrechten van die client worden geopend.
Zie Toegangsrechten configureren voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen voor toegangsrechten.
Certificaatverificatie genereren
U moet certificaten genereren om de LDAP-client te verifiëren met de Secure LDAP-service.
U moet wellicht meerdere certificaten genereren als u instanties van uw LDAP-client heeft op verschillende locaties (bijvoorbeeld in het datacenter van Dallas en in dat van Parijs). Wegens veiligheidsredenen kunt u een apart certificaat genereren voor elke instantie van dezelfde LDAP-client. U kunt de certificaatnaam ook bewerken in de beheerdersconsole om deze duidelijker te maken. U kunt bijvoorbeeld het eerste certificaat Atlassian-Jira-Dallas noemen, een ander certificaat Atlassian-Jira-Paris, een derde certificaat Atlassian-Jira-Cluster-A, etc.
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op de kaart Verificatie.
- Klik op NIEUW CERTIFICAAT GENEREREN.
- Klik op het downloadpictogram om het certificaat te downloaden.
- Upload het certificaat naar uw client en configureer de app.
Afhankelijk van het type LDAP-client moet u wellicht LDAP-toegangsgegevens hebben voor de verificatie (zie Toegangsgegevens genereren).
Toegangsgegevens genereren
Naast certificaatverificatie genereren, moet u toegangsgegevens genereren als dit wordt vereist in de app die u configureert. Met andere woorden: als de client behalve een certificaat ook een gebruikersnaam en wachtwoord nodig heeft om verbinding te maken met de Secure LDAP-service.
Opmerkingen:
- De Google Secure LDAP-service verifieert met certificaatverificatie. Als u toegangsgegevens genereert, worden deze niet de primaire methode om de LDAP-client te verifiëren. Sommige LDAP-clients (zoals Atlassian Jira) vereisen echter dat u de gebruikersnaam en het wachtwoord van de beheerder invoert om de configuratie van de LDAP-verificatie te voltooien. Gebruik alleen toegangsgegevens als dit wordt vereist door de client.
- Nadat u de toegangsgegevens heeft gegenereerd, moet u de gegevens (gebruikersnaam en wachtwoord) kopiëren voordat u de client configureert. Het wachtwoord wordt namelijk niet opgeslagen in de Google-beheerdersconsole. Als u dit wachtwoord later nodig heeft om een aanvullende LDAP-client te configureren, zoals een andere Atlassian-server die u later toevoegt, moet u nieuwe gegevens genereren en gebruiken voor de nieuwe Atlassian-server.
Ga als volgt te werk om toegangsgegevens te genereren:
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op de kaart Verificatie.
- Klik op NIEUWE INLOGGEGEVENS GENEREREN.
Het wachtwoord wordt weergegeven in het venster Toegangsgegevens.
Opmerking: U heeft dit wachtwoord weer nodig wanneer u de client koppelt aan de Secure LDAP-service. Zorg dus dat u het wachtwoord kopieert in dit venster. Klik op het oogpictogram om het wachtwoord zichtbaar te maken.
Nadat u de gegevens heeft gegenereerd, bekijkt u Configuratie-instructies voor specifieke LDAP-clients voor informatie over uw specifieke LDAP-client.
De naam van een certificaat wijzigen
Wanneer u een certificaat genereert, krijgt het certificaat automatisch een naam. U kunt deze naam wijzigen, zodat deze beschrijvender wordt.
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op de kaart Verificatie.
- Klik rechts op het potloodpictogram voor het certificaat en selecteer NAAM CERTIFICAAT WIJZIGEN.
- Typ een nieuwe naam in het venster Naam certificaat wijzigen.
- Klik op OPSLAAN.
Certificaten verwijderen
Als certificaten worden verwijderd, werken ze niet meer. Als u denkt dat er een beveiligingsprobleem is met een LDAP-client (bijvoorbeeld als certificaten of gegevens zijn gecompromitteerd), kunt u de client onmiddellijk uitschakelen door alle gekoppelde digitale certificaten te verwijderen. Dit is de beste manier om een client onmiddellijk uit te schakelen. Als u namelijk de servicestatus instelt op Uitgeschakeld, kan het 24 uur duren voordat een client wordt uitgeschakeld.
Als u de client later weer wilt inschakelen, moet u nieuwe certificaten genereren en de certificaten uploaden naar uw LDAP-client.
Ga als volgt te werk om certificaten te verwijderen:
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op de kaart Verificatie.
- Klik rechts op het potloodpictogram voor het certificaat en selecteer CERTIFICAAT VERWIJDEREN.
- Klik op VERWIJDEREN.
Toegangsgegevens verwijderen
Als u toegangsgegevens verwijdert, werken deze niet meer.
Ga als volgt te werk om toegangsgegevens te verwijderen:
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op de kaart Verificatie.
- Klik op de kaart Toegangsgegevens op het verwijderpictogram voor de toegangsgegevens die u wilt verwijderen.
- Klik op VERWIJDEREN.
LDAP-clients verwijderen
U kunt een LDAP-client verwijderen op de gegevenspagina van de client.
- Ga in de Google-beheerdersconsole naar Apps > LDAP.
- Klik op een van de clients in de lijst.
- Klik op MEER > CLIENT VERWIJDEREN.
- Klik op VERWIJDEREN om te bevestigen.